geloop
Nederlands
Woordafbreking
- ge·loop
Zelfstandig naamwoord
geloop o [1]
- het aanhoudend en onrustig lopen
- De liefde voor mieren heet formicofilie. Het geloop van mieren of andere insecten over gevoelige lichaamsdelen veroorzaakt bij sommige mensen opwinding.[2]
- Hele dag heen en weer geloop, vanaf 23 uur muziek (zware bas), 23:30 uur aangebeld, drie Duitstalige jongens in zware wietdamp aangetroffen.[3]
Hyponiemen
- heen-en-weergeloop
Gangbaarheid
- Het woord geloop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geloop' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC 6 juni 2015
- NRC Mirjam Remie 28 augustus 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.