loopbrug
Nederlands
![](../I/m/Torres_Petronas_Mayo_2004.jpg)
een loopbrug op niveau
Woordafbreking
- loop·brug
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van loop en brug
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loopbrug | loopbruggen |
verkleinwoord | loopbrugje | loopbrugjes |
Zelfstandig naamwoord
loopbrug v/m [1]
- een brug voor voetgangers
- Het Twenteborg Ziekenhuis is met een loopbrug over de rondweg verbonden met de woningboulevard en het Heracles Stadion.
- Tientallen kokmeeuwen scheren rakelings over het grauwe water van de Nassauhaven. Op de ranke loopbrug een diep in zijn kraag gedoken buurtbewoner. Luttele meters voor hem sprint zijn hondje richting het park. Het zijn deze koude namiddag nabij de Unileverfabriek de enige activiteiten in een verder verlaten omgeving. [2]
Synoniemen
- voetgangersbrug, voetbrug, passerel, passerelle, wandelbrug
Gangbaarheid
- Het woord loopbrug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'loopbrug' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.