canon

Niet te verwarren met: kanon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  canon    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ka.nɔn/
Woordafbreking
  • ca·non
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘regel, richtsnoer’ voor het eerst aangetroffen in 1450 [1]
  • Van Grieks kanoon (liniaal, regel, richtsnoer). Op zijn beurt van Grieks kanna (riet). Verwant met Hebreeuws qane (riet) en Arabisch qanah (riet).
enkelvoud meervoud
naamwoord canon canons
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

canon m/o

  1. (muziek) de strengste vorm van een meerstemmige compositie, waarin de stemmen elkaar in de tijd verschoven imiteren
    • De bekendste canon is waarschijnlijk "Vader Jacob". 
  1. het geheel van belangrijke personen, teksten, kunstwerken, voorwerpen, verschijnselen en processen voor een bepaalde tijdsperiode en/of gebied
    • De literaire canon van de 20e eeuw. 
  1. overeengekomen standaardinhoud, bijvoorbeeld van de Bijbel
    • De canon van het Oude Testament. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord canon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

canon m

  1. (spreektaal) stuk, spetter
  1. «Le nouveau mec de Christelle, on peut pas dire que c’est un canon
    Je kan niet zeggen dat de nieuwe vent van Christelle een spetter is. [1]
  2. (spreektaal) mooi
  1. «La gonzesse que j’ai rencontrée sur le chat, elle est vraiment canon
    Die griet die ik heb leren kennen in de chatbox is echt bloedmooi. [1]
  2. (spreektaal) glas wijn
  1. «On boit un petit canon
    Drinken we een glas wijn? [1]

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.