voorlopig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  voorlopig    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /vorˈlopəx/
    • (Vlaanderen, Brabant): /vorˈlopəç/
Woordafbreking
  • voor·lo·pig
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘voorshands’ voor het eerst aangetroffen in 1788 [1]
  • Samenstellende afleiding van voor en de stam van lopen met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen voorlopigvoorlopigervoorlopigst
verbogen voorlopigevoorlopigerevoorlopigste
partitief voorlopigsvoorlopigers-

Bijvoeglijk naamwoord

voorlopig

  1. tijdelijk in afwachting van iets definitiefs
    • De voorlopige regering kwam er in afwachting van een volwaardige, waarin alle partijen zich konden vinden. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • voorlopigheid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord voorlopig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.