kop

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kop    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɔp/
Woordafbreking
  • kop
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘drinkgerei’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • [A] van Latijn caput, van Indo-Europees *kauput- waarvan ook het Germaanse *xaubiþa- komt (verg. Nederlands: hoofd)
  • [B] van Latijn cuppa
enkelvoud meervoud
naamwoord kop koppen
verkleinwoord kopje kopjes

Zelfstandig naamwoord

[A] kop m

  1. (zoötomie) hoofd van een dier
  2. (informeel), (dysfemisme) hoofd van een mens
  3. (plantkunde) een groep bloemen die aan één steel zitten
    • Bij de supermarkt kochten we een hortensia met 6 koppen 
  1. (gereedschap) deel van een spijker, het platte ronde deel waarop men klopt met de hamer
  2. de voorkant of bovenkant van van iets
    • de kop van een lucifer, van een zeilschip 
  1. voorwerp met een oor om uit te drinken
    • Een kop koffie drinken 
  1. (typografie) opschrift boven een bericht
Opmerkingen
  • [1] 'Hoofd' wordt in principe alleen gebruikt voor mensen en paarden.
  • [2] In sommige streken van het taalgebied, zoals in Limburg, is 'kop' het gewone woord voor 'hoofd'
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2] op/aan kop liggen
aan de leiding staan, de eerste zijn (vaak bij een wedstrijd)
  • [2] iets de kop indrukken
iets onderdrukken, de verdere ontwikkeling belemmeren
  • [2] kop op!
laat je niet ontmoedigen!
  • [2] iemand een kopje kleiner maken
iemand het leven benemen (letterlijk: iemand onthoofden)
  • [3] de spijker op de kop slaan
gelijk hebben, het bij het rechte eind hebben
  • [5] de kop in de wind gooien
koppig en onwillig reageren
  • Als een kip zonder kop
zonder beraad, onbesuisd
  • De kous op de kop krijgen
  • De spijker op de kop slaan
het goede antwoord geven of oplossing vinden op het goede moment
  • Een bord voor je kop hebben
  • Met de kous op de kop thuiskomen
teleurgesteld thuiskomen
  • Op de kop af zijn
precies, exact
  • Op de kop tikken
voor een goede prijs iets kopen
  • Spijkers met koppen slaan
eindelijk een stap vooruit in het proces
Vertalingen
[1] Een kopje met koffie.

Zelfstandig naamwoord

[B] kop m

  1. bakje om te drinken
  2. (bouwkunde) de korte kant van een baksteen.
Hyponiemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
koppen

kop

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koppen
    • Ik kop. 
  2. gebiedende wijs van koppen
    • Kop! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koppen
    • Kop je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen


Deens

Zelfstandig naamwoord

kop

  1. kop


Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

kop m

  1. schop, trap


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /kɔp/
  • Geluid:  kop    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kop

Zelfstandig naamwoord

kop monbezield

  1. schop, trap
Verbuiging
Synoniemen
  • kopnutí o

Verwijzingen

    Zelfstandig naamwoord

    kop

    1. genitief meervoud van kopa

    Werkwoord

    kop

    1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord kopit
    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.