koploper

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  koploper    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɔp.lopər/
Woordafbreking
  • kop·lo·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koploper koplopers
verkleinwoord koplopertje koplopertjes

Zelfstandig naamwoord

koploper m

  1. lijstaanvoerder van een sportcompetitie
  2. iets dat of iemand die op een bepaald gebied een leidende positie inneemt
    • Drenthe was het afgelopen decennium koploper in ontkerkelijking. Tussen 2003 en 2013 nam het aantal kerkelijken daar met een vijfde af, van 51 naar 40 procent. De provincie wordt op afstand gevolgd door Noord-Brabant en Limburg [1] 
  1. Intercitymaterieel, treinstel van de Nederlandse Spoorwegen
Afkorting
  • [2]: ICM
Hyponiemen
  • medekoploper
Afgeleide begrippen
  • koploperovereenkomst, koploperproject, koploperspositie
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord koploper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.