Slag bij Vissenaken
De Slag bij Vissenaken was een bloedige veldslag op 14 september 1576 bij het Brabantse Vissenaken tussen het Spaanse leger en een Staatse troepenmacht.
Slag bij Vissenaken
| ||||
Onderdeel van de Tachtigjarige Oorlog | ||||
Slag bij Vissenaken 1576. Kopergravure van Frans Hogenberg. | ||||
Datum | 14 september 1576 | |||
Locatie | Vissenaken, Brabant, Nederlanden | |||
Resultaat | Spaanse overwinning | |||
Strijdende partijen | ||||
| ||||
Leiders en commandanten | ||||
| ||||
Troepensterkte | ||||
| ||||
Verliezen | ||||
|
Muitende Spaanse soldaten wilden door Brabant naar Aalst trekken om zich daar bij andere muiters aan te sluiten. Daartoe hadden ze in Vissenaken een ruitersbende verzameld. Het Staatse leger vernam dit en vermoedde een aanval. Om de Spanjaarden de pas af te snijden kwamen tweeduizend Staatse soldaten en zeshonderd ruiters vanuit Leuven naar Vissenaken.
De Spanjaarden waren minder in getal maar hun leger bestond uit ervaren soldaten en hun aanvoerder was Alonso de Vargas, een oorlogsveteraan. Het Brabants-Staatse leger bestond hoofdzakelijk uit nieuwe rekruten. Hun bevelhebber was de heer de Glymes, die al te nadrukkelijk persoonlijke krijgsroem zocht. De opstandelingen vielen aan maar zij werden door een terugtrekkende voorhoede van Spanjaarden in een hinderlaag gelokt. De Spaanse ruiterij had zich in een bosje verdekt opgesteld en bestormde onverhoeds het Staatse leger dat in de grootste wanorde trachtte te vluchten. De Spanjaarden verloren weinig of geen soldaten maar de dodentol aan Staatse zijde was groot. Onder de slachtoffers waren ook burgers van Leuven en studenten van de hogeschool die uit nieuwsgierigheid naar Vissenaken waren gekomen. Zij worden mee vermeld op de kopergravure van Frans Hogenberg (zie illustratie) die de Slag van Vissenaken aangrijpend weergeeft.
Drie heerlijkheden - Sint-Mertens-Vissenaken, Bunsbeek en Hauthem - waren na de veldslag volledig vernield. Alle inwoners waren gedood of op de vlucht. Pas tien jaar later, in 1587, begonnen inwoners terug te komen. Hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt dat drie dorpen tien jaar lang onbewoond bleven, moeten we dit geloven. Servaas de Meurs, meier van Bunsbeek, Sint-Maartens-Vissenaken en Houtem, schreef op 11 januari 1599 aan de Rekenkamer van Brabant, ondertekend door vijf schepenen: dat deur die voorgaende troubelen die voorgaende heerlycheyt met zijne appendities heeft desolaet ende ledich gelegen totten jaere 1587 ende alsdan eerst begonst te inhabiteren met zeer cleyne getalle van personen.
Bronnen, noten en/of referenties
|