Veldtocht naar Luxemburg
De veldtocht naar Luxemburg was een veldtocht, ondernomen door de Staatse leger en cavalerie, onder leiding van Filips van Nassau, naar Luxemburg in het voorjaar van 1593. Doel van de veldtocht was om Spaanse troepen naar een ander deel van de Nederlanden te lokken, verwarring te stichten en de aanvoer van nieuwe Spaansgezinde troepen naar de Nederlanden te kunnen dwarsbomen.
Veldtocht naar Luxemburg
| ||||
Onderdeel van de Tachtigjarige Oorlog | ||||
Datum | 1593 | |||
Locatie | Luxemburg, Nederlanden | |||
Resultaat | Spaanse overwinning; Staatse afleidingsmanoeuvre geslaagd | |||
Territoriale veranderingen | geen | |||
Strijdende partijen | ||||
| ||||
Leiders en commandanten | ||||
| ||||
Troepensterkte | ||||
|
Aanloop
Sinds 1589 was de Staatse partij aan een opmars begonnen in de Nederlanden. Diverse steden waren heroverd op de Spanjaarden. Zo waren onder meer Breda, Nijmegen en Coevorden al heroverd in de jaren voor 1593. De gevechten vonden met name plaats rond het hartland van de Staatse partij, de provincies Holland en Zeeland. De Staten-Generaal van de Nederlanden wilden de druk in de Noordelijke Nederlanden verlichten door de Spanjaarden zuidelijker aan te vallen. Luxemburg werd hiervoor gekozen. De stadhouder van Luxemburg was Peter Ernst I van Mansfeld, die in december 1592 door Alexander Farnese aangewezen was als nieuwe landvoogd van de Spaanse Nederlanden. Door Luxemburg aan te vallen, werd de nieuwe landvoogd nog meer bij de zaak betrokken. Spaanse troepen zouden dan naar Luxemburg gezonden worden, waardoor de Noordelijke Nederlanden minder weerstand zouden ondervinden. Maurits van Nassau, de latere prins van Oranje en stadhouder van de Republiek der Verenigde Nederlanden was verantwoordelijk voor belegeringen en zou door de veldtocht minder weerstand moeten ondervinden. Via Luxemburg kwamen ook de nieuwe Spaanse troepen de Nederlanden binnen. Wanneer de Republiek dit gebied in haar bezit zou krijgen, zouden de Spaanse troepen in het noorden nog verder verzwakt worden.
De plannen van de Republiek konden op de steun rekenen van de nieuwe hertog van Bouillon, de hugenoot Hendrik de La Tour d'Auvergne, die graag het gebied van zijn hertogdom wilde uitbreiden. Het hertogdom Bouillon grensde in het zuiden aan Luxemburg; hierdoor had de Republiek een goede uitvalsbasis. Tenslotte zouden Duitse vorsten eerder geneigd zijn om deel te nemen aan de oorlog, wanneer de Spaanse troepen dusdanig verzwakt waren.
Veldtocht
Begin 1593 vertrok Filips van Nassau vanuit Nijmegen naar Luxemburg met 3000 manschappen, zowel voetvolk als cavalerie. De hertog van Bouillon had al enkele plaatsen in Luxemburg veroverd op de Spanjaarden. Filips' eerste poging om een stad - Sankt Vith - in te nemen, mislukte. Filips vroeg in een brief aan raadspensionaris Johan van Oldenbarneveldt of hij zijn troepen met die van de hertog mocht samenvoegen, om zo de campagne te vergroten. Op steun van de Franse koning hoefde echter niet gerekend te worden. Van Oldenbarneveldt riep hierop Filips terug naar de Republiek en brandschatten als buit mee terug te nemen. Mansfeld was al met een groot leger op komst, waardoor de hertog van Bouillon zich ook terugtrok.
Nasleep
Door de veldtocht had de Republiek niet een gebied kunnen bezetten in de Zuidelijke Nederlanden, maar het had wel Mansfeld naar Luxemburg gelokt. Hierdoor kon Maurits Geertruidenberg insluiten en had het voldoende tijd om schansen op te werpen, om zo een ontzet door het leger van Mansfeld te voorkomen. Geertruidenberg gaf zich op 24 juni over aan Maurits.
Bronnen, noten en/of referenties
|