dat
Nederlands
Naar frequentie | 5 |
---|
Woordafbreking
- dat
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘aanwijzend voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
|
|
|
Voegwoord
dat
- een voegwoord dat een lijdend-voorwerpszin inluidt
- Hij zei dat hij het niet begreep.
- een voegwoord dat een onderwerpszin inluidt
- Dat hij geen afscheid had kunnen nemen, was voor hem een bron van groot verdriet.
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
1. een voegwoord dat een lijdend-voorwerpszin inluidt
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
Betrekkelijk voornaamwoord
dat o
- beperkend in een bijzin die het nog niet geheel bekende antecedent nader bepaalt
- Hij verkocht het huis dat hij van zijn ouders geërfd had.
Vertalingen
1. beperkend in een bijzin die het nog niet geheel bekende antecedent nader bepaalt
Aanwijzend voornaamwoord
dat o
- wijst iets aan dat zich in een afstand van de spreker bevindt en onzijdig is (bij een mannelijk of vrouwelijk zelfstandig naamwoord gebruiken we die)
- Dat huis is groter dan dit.
- Die fiets is kleiner dan dat autootje.
Vertalingen
1. wijst iets aan dat zich in een afstand van de spreker bevindt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dat | - |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
dat m
- (initiaalwoord), (afkorting) digital audio tape, een digitale geluidsband
Afgeleide begrippen
- datrecorder, datspeler
Gangbaarheid
- Het woord dat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dat' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Middelnederlands
m | v | o | mv | |
---|---|---|---|---|
nominatief | die | die | dat | die |
genitief | des | der | des | der |
datief | dien | der | dien | dien |
accusatief | dien | die | dat | die |
Tolai
persoon | enkelvoud | tweevoud | weinigvoud | meervoud |
---|---|---|---|---|
1ste | iau | amir | amital | avet ave |
1ste+2de | - | dor | datal | dat da |
2de | u | amur | amutal | avat ava |
3de | i ia | dir di | dital | diat dia |
Nedersaksisch
Uitspraak
- IPA: /dɑt/
Woordafbreking
- dat
Betrekkelijk voornaamwoord
dat o
- beperkend in een bijzin die het nog niet geheel bekende antecedent nader bepaalt
Aanwijzend voornaamwoord
dat o
- wijst iets aan dat zich in een afstand van de spreker bevindt en onzijdig is
West-Vlaams
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.