des
Nederlands
Woordafbreking
- des
Bijwoord
des (gevolgd door te)
- hoe
- Hoe meer hij at, des te dikker hij werd.
- Hoe meer hij at, hoe te dikker hij werd. - lager register
- Des te meer hij at, des te dikker hij werd. - onjuist
Lidwoord
des (verouderd)
- De smaak des honings is zeer zoet.
- De vrouw des huizes.
Uitdrukkingen en gezegden
- plaats des onheils
plaats waar het onheil heeft plaatsgevonden
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
des v/m
- (muziek) een met een halve toon verlaagde toon "d"
- De toon “des” klinkt in de getempereerde stemming gelijk aan de toon “cis”.
- (muziek) tweede toon van de chromatische toonladder (die gebaseerd is op de grondtoon c)
- (muziek) de grondtoon (tonica) van de “des-mineurtoonladder”, een toonladder met acht mollen als voortekens, tevens een korte aanduiding van die toonladder
- Een muziekstuk in des kan ook worden genoteerd in het gelijkklinkende cis-mineur dat vier kruisen als voortekens heeft.
- (muziek) de grondtoon van het “des-mineurakkoord”, de kleine drieklank op de eerste trap (tonica-akkoord) van de kleinetertstoonladder op die toon
- De drie tonen van het des-mineurakkoord (symbool: D♭m) in grondligging, zijn: des - fes - as.
Synoniemen
- [1,2] cis
- [3] des-kleinetertstoonladder, des-klein, des-mineurtoonladder, des-mineur
- [4] des-klein, des-kleinakkoord, des-mineur, des-mineurakkoord, D♭m
Antoniemen
- [1] dis
- [3] Des, Des-groot, Des-majeur, Des-grotetertstoonladder
- [4] Des, Des-groot, Des-majeurakkoord, D♭
Afgeleide begrippen
- [1,2] deses
Vertalingen
3. des-kleinetertstoonladder
4. des-mineurgrondakkoord
Gangbaarheid
- Het woord des staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'des' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen. |
Duits
Uitspraak
- IPA: /dɛs/
Woordafbreking
- des
Middelnederlands
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
m | v | o | m/v/o | |
nominatief | dese | dese | dit | dese |
genitief | des | derre | des | derre |
datief | desen | derre | desen | desen |
accusatief | desen | dese | dit | dese |
Limburgs
Uitspraak
- IPA: /ðɐs/ (Etsbergs)
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dar |
des
- aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van dar
- gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van dar
vervoeging van |
---|
darse |
des
- aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van darse
- gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van darse
Frans
Lidwoord
des
- Onbepaald lidwoord dat wordt gebruikt bij een meervoudsvorm wordt gebruikt. Hiervoor bestaat geen vertaling in het Nederlands.
- «Il a planté des arbres dans le jardin.»
- Hij heeft bomen in de tuin geplant.
- «Il a planté des arbres dans le jardin.»
- Bepaald lidwoord
- «Paris est la ville des villes.»
- Parijs is de stad der steden.
- «Paris est la ville des villes.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.