mama
Nederlands
Woordafbreking
- ma·ma
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘moeder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1663 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mama | mama's |
verkleinwoord | mamaatje | mamaatjes |
Zelfstandig naamwoord
mama v
- informele benaming voor moeder door haar kind
Hyponiemen
- grootmama
- schoonmama
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord mama staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mama' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Hongaars
Woordafbreking
- ma‧ma
Indonesisch
Woordafbreking
- ma·ma
Woordherkomst en -opbouw
- [1] van het Nederlandse mama
- [3] van het Latijn mamma "borstklier, melkklier"
Zelfstandig naamwoord
mama
Turks
Woordafbreking
- ma·ma
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | mama | mamalar |
genitief | mamanın | mamaların |
datief | mamaya | mamalara |
accusatief | mamayı | mamaları |
locatief | mamada | mamalarda |
ablatief | mamadan | mamalardan |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.