kan

[A]: serviesgoed om vloeistoffen uit te schenken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kan    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɑn/
Woordafbreking
  • kan
Woordherkomst en -opbouw
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord kan kannen
verkleinwoord kannetje kannetjes

Zelfstandig naamwoord

[A] kan v/m

  1. (huishouden) serviesgoed om vloeistoffen uit te schenken
    • De kan heeft een deksel en is beschilderd in groen en bruin. 
    • Een kan met melk. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • kannenbank, kannenbord, kannenbuis, kannengieter, kannenkijker, kannenkruid, kannenwasser
Verwante begrippen
Spreekwoorden
  • Wie het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het lid (of: de deksel) op de neus.
Iemand die te begerig is loopt grote kans niets te krijgen.
  • Als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan.
iemand die te veel heeft gedronken is niet meer in staat goede beslissingen te nemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Alles is in kannen en kruiken.
Alles is geregeld.
  • het onderste uit de kan (willen hebben)[6]
alles (willen hebben)
  • (vrije interpretatie) Het onderste uit de kan is dikwijls aangebrand.[7]
het is niet goed om het onmogelijke te willen
Vertalingen
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord kan kans
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[B] kan m

  1. (adel) Mongoolse of Turkse krijgsheer of vorst
    • Hij was ontroerd door het verhaal van de laatste Tataarse kan. [8]
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kunnen

kan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kunnen
    • Ik kan. 
  1. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kunnen
    • Kan je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Bambara

Zelfstandig naamwoord

kan

  1. taal


Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • kan
Naar frequentie 24

Werkwoord

kan

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van kunne


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • kan
Naar frequentie 24

Werkwoord

kan

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van kunne


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • kan

Werkwoord

kan

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van kunne

Werkwoord

kan

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van kunne


Seimat

Zelfstandig naamwoord

kan

  1. water


Turks

Woordafbreking
  • kan
enkelvoud meervoud
nominatief   kan     kanlar  
genitief   kanın     kanların  
datief   kana     kanlara  
accusatief   kanı     kanları  
locatief   kanda     kanlarda  
ablatief   kandan     kanlardan  

Zelfstandig naamwoord

kan

  1. bloed (lichaamsvocht)
  2. (figuurlijk) bloed, bloedverwantschap, familie, geslacht


West-Vlaams

Werkwoord

kan

  1. keunn
  1. «De klêenste sôorte wordt moa 1 cm grôot en de grotste zêesterre kan 1 m wordn met een oarmlengte van 45 cm.»
    De kleinste soort wordt maar 1 cm groot en de grootste zeester kan 1 m worden met een armlengte van 45 cm.
  1. «Wien't ni kanne keunn't leern.»
    Men is nooit te oud om te leren.


Yucateeks

Zelfstandig naamwoord

kan

  1. serpent, slang
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.