beker
Nederlands
Woordafbreking
- be·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘drinkgereedschap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1284 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beker | bekers |
verkleinwoord | bekertje | bekertjes |
Zelfstandig naamwoord
beker m
- een cilindervormig voorwerp waaruit je kunt drinken, mok
- De jongen hield de beker met twee handen vast.
- trofee
- De winnaars toonden de beker aan het publiek.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- bekerglas, bekerplant, bekerschroef, bekertoernooi, bekervoetbal, bekerwedstrijd, bekerwinnaar
Verwante begrippen
- bokaal, cup, drinkbeker, kelk
Vertalingen
1. een cilindervormig voorwerp waaruit je kunt drinken
Gangbaarheid
- Het woord beker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beker' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Indonesisch
Woordherkomst en -opbouw
- Het is één van de Indonesische woorden van Nederlandse oorsprong.
Synoniemen
- piala
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.