bloed
![](../I/m/Bleeding_finger.jpg)
bloed
Nederlands
Woordafbreking
- bloed
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vloeistof in aderen’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- Afkomstig van Middelnederlands: bloet > Oudnederlands: bluot > Oudgermaans *blōþą. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bloed | bloeden |
verkleinwoord | bloedje | bloedjes |
Zelfstandig naamwoord
bloed o
- lichaamsvocht dat rondstroomt in de slagaderen en aderen ter verspreiding van zuurstof en andere voor de levensprocessen onontbeerlijke stoffen
- Het bloed vervoert zuurstof van de longen naar de lichaamscellen.
- (enkel als verkleinwoord: bloedjes) in bloedjes van kinderen: kinderen van mijn eigen vlees en bloed
- (enkel als datief: bloede) in in koelen bloede, van den bloede en van koninklijken bloede
- de sukkel
Verwante begrippen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. lichaamsvocht dat rondstroomt in de slagaderen en aderen ter verspreiding van zuurstof en andere voor de levensprocessen onontbeerlijke stoffen
|
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bloeden |
bloed
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bloeden
- Ik bloed.
- gebiedende wijs van bloeden
- Bloed!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bloeden
- Bloed je?
Gangbaarheid
- Het woord bloed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bloed' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.