emmer
![](../I/m/A_metal_bucket.jpg)
Een emmer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: emmer (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈɛmər/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈɛmər/
Woordafbreking
- em·mer
Woordherkomst en -opbouw
[1] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | emmer | emmers |
verkleinwoord | emmertje | emmertjes |
Zelfstandig naamwoord
[2] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | emmer | - |
verkleinwoord | - | - |
emmer m [3]
- busvormig taps toelopend vat (met hengsel), waarin men vloeistoffen of vaste stoffen kan verplaatsen
- Moe van het ramen lappen zette hij de emmer weg.
- Triticum dicoccum Schrank ex Schuebl. syn. Triticum turgidum subsp. dicoccon is een tetraploïde tarwesoort, met wilde en gecultiveerde varianten
Synoniemen
- [1] aker
- [2] emmertarwe, tweekoren
Hyponiemen
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Vertalingen
1. busvormig vat (met hengsel), waarin men vloeistoffen of vaste stoffen kan verplaatsen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
emmeren |
emmer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emmeren
- Ik emmer.
- gebiedende wijs van emmeren
- Emmer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emmeren
- Emmer je?
Gangbaarheid
- Het woord emmer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'emmer' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Middelnederlands
Bijwoord
emmer
- altijd, steeds, in ieder geval
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.