kunnen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kunnen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkʏnə(n)/
Woordafbreking
  • kun·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘in staat zijn’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
  • De huidige vormen van de infinitief en tegenwoordige tijd zijn ontstaan als een preterito-presens uit de Proto-Germaanse perfectumstammen *kann- en *kunn-. Verder zijn deze vormen samengevallen met een ander Proto-Germaans werkwoord,*kunnēn, "leren kennen/proberen". In het Middelnederlands was vooral connen gangbaar. De vormen met cun- i.p.v. con- waren oorspronkelijk alleen gewestelijk, maar zijn later standaardtaal geworden. [2][3]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: connen
Oudnederlands: kunnan
Germaans: *kunnanan
Indo-Europees: *ǵneH₃-
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: can, con, cunning, canny (Angelsaksisch: cunnan), Duits: können, (Oudhoogduits: kunnan), Fries: kinne (Oudfries: kunna)
Noord: Zweeds/IJslands/Faeröers: kunna, (Oudnoords: kunna), Deens: kunne
Oost: Gotisch: kunnan
  • Verwant in andere Indo-Europese taalgroepen:
  • Grieks: γιγνώσκειν
Latijn: gnōscere
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kunnen
kon (enkelv.) en konden (meerv.)[4]
gekund
zwak -d

onregelmatig

volledig

Werkwoord

kunnen

  1. modaal werkwoord, overgankelijk, inergatief in staat zijn, het vermogen hebben tot iets
    • Dat kan hij best. 
    • Kun je niet slapen? 
    • De motor kan vaak meer dan dat je denkt.[5] 
  1. modaal werkwoord het intrinsieke vermogen, de eigenschap, aanleg, neiging, geschiktheid e.d. voor iets bezitten
    • Pas op, dat kan breken. 
  1. modaal werkwoord mogelijkerwijs in een bepaalde veronderstelde toestand verkeren
    • Hij kan zijn verdwaald. 
    • Ik kan het natuurlijk mis hebben. 
  1. modaal werkwoord de mogelijkheid hebben, in de gelegenheid zijn
    • Ik kan vandaag niet komen. 
  1. onpersoonlijk mogelijk zijn
    • Dat kan niet. 
    • Dat kan misschien een andere keer [gebeuren]. 
  1. modaal werkwoord, (pregnant) zichzelf tot verbazing van de spreker ergens toe weten te zetten
    • Hoe kon je! 
  1. modaal werkwoord, (pregnant) drukt het geoorloofd, betamelijk, gepast e.d. van iets zijn uit
    • Dat kun je toch niet doen! 
  1. modaal werkwoord ± mogen [1]/moeten
    • Je kunt nu gaan. 
  1. overgankelijk, (informeel) kennen (deze oorspronkelijke betekenis werd in het Noord-Nederlands al vanaf de 17e eeuw door "kennen" verdrongen)
Vaste voorzetsels
  • af kunnen
Hyponiemen
Opmerkingen
Uitdrukkingen en gezegden
Spreekwoorden
  • Daar kan de schoorsteen niet van roken.
Men kan niet alleen van vriendelijke woorden leven.
  • Daar kan je gif/vergif op innemen
Je kunt er zeker van zijn dat iets zo is of gaat gebeuren.
  • De boog kan niet altijd gespannen staan.
Aan een stuk doorwerken is niet gezond, er moet ook rust tussendoor zijn.
  • Eén gek kan meer vragen/vragen stellen dan tien wijzen kunnen beantwoorden.
Er zijn altijd wel vragen waar niemand het antwoord op weet.
  • Een stuivertje kan raar rollen
Je kunt nooit weten hoe iets precies zal aflopen.
  • Eén uur van onbedachtzaamheid, kan maken dat men jaren schreit.
Eén keertje onvoorzichtig zijn kan verschrikkelijke gevolgen hebben.
  • Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
Een sterke innerlijke drijfveer laat zich niet echt beperken.
  • Het kan vriezen en het kan dooien.
De uitkomst is onzeker, het kan alle kanten uit gaan.
  • Het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen.
Mensen die plotseling veel geld hebben, geven het gemakkelijk uit aan verkeerde dingen
  • Je kan geen omelet maken zonder eieren te breken.
Om iets te bereiken moet je kosten maken of moeite doen
  • Je kan niet de kool en de geit sparen.
Je moet soms keuzes maken om iets op te offeren.
  • Kan uit Nazareth iets goeds komen?
Als iemand een bepaalde opvoeding heeft gehad kan daar niks goeds van verwacht worden.
  • Niemand kan twee heren dienen
Twee dingen tegelijk doen gaat niet.
  • Wie een hond wil slaan, kan gemakkelijk een stok vinden.
Als je iemand wil bekritiseren is er altijd wel een reden te vinden.
  • Wie hoog klimt kan laag vallen.
Belangrijke zaken snel kwijt raken door kleine dingen.
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kunnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Zelfstandig naamwoord

kunnen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kunne
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.