kuip
Nederlands
Woordafbreking
- kuip
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘vat’ voor het eerst aangetroffen in 1277 [1]
- Van het Latijnse cupa. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kuip | kuipen |
verkleinwoord | kuipje | kuipjes |
Zelfstandig naamwoord
kuip v/m
- wijd, houten, metalen of plastic vat
- In de kuip worden appels tot moes gemaakt.
- Bij de wijnproductie hebben houten kuipen plaats gemaakt voor glimmende gistingstanks.
- door de verwante vorm een voetbalstadion
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- weten wat voor vlees je in de kuip hebt
weten met wat voor mensen je te doen hebt
Typische woordcombinaties
- kuipje boter
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kuipen |
kuip
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kuipen
- Ik kuip.
- gebiedende wijs van kuipen
- Kuip!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kuipen
- Kuip je?
Gangbaarheid
- Het woord kuip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kuip' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.