generatie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·ne·ra·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1250 [1]
  • Naamwoord van handeling van genereren met het achtervoegsel -atie
  • afgeleid van het Franse génération of daarvoor van het Latijnse 'generatio' (vruchtbaarheid, voortbrenging, geslacht, mensenleeftijd)
enkelvoud meervoud
naamwoord generatie generaties
verkleinwoord generatietje generatietjes

Zelfstandig naamwoord

generatie v

  1. (tijdrekening), (eenheid) periode van 25 jaar
  2. alle individuen die via hetzelfde aantal tussenstappen van één bepaald individu afstamt
  3. alle personen die min of meer tegelijkertijd geboren zijn
    • De mannen van die generatie zijn in groten getale omgekomen in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. 
  1. (techniek) de apparatuur die kenmerkend is voor een bepaald beperkt tijdsbestek
  2. het genereren, voortbrengen van iets
    • De generatie van energie met de zon als bron staat erg in de belangstelling. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • generatiepact
  • generatieroman
  • generatiestrijd
  • generatiestudent
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord generatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.