decade
Nederlands
Woordafbreking
- de·ca·de
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tijdperk van 10 dagen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1] [2]
- afgeleid van het Franse décade of van het Griekse 'dekas' (tiental)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | decade | decaden, decades |
verkleinwoord | decadetje | decadetjes |
Zelfstandig naamwoord
decade v
- (tijdrekening), (eenheid) tijdperk met een duur van 10 dagen.
- reeks van tien (boeken)
Verwante begrippen
eenheden van tijd in het Nederlands (nld) |
---|
yoctoseconde • zeptoseconde • attoseconde • femtoseconde • picoseconde • nanoseconde • microseconde • milliseconde • centiseconde • deciseconde • seconde • decaseconde • hectoseconde • kiloseconde • megaseconde • gigaseconde • teraseconde • petaseconde • exaseconde • zettaseconde • yottaseconde |
seconde • minuut • kwartier • uur • dag / etmaal / nychthemeron • week • decade • maand / maanmaand • kwartaal / trimester / jaargetijde / seizoen • tertaal • semester • jaar / annum • lustrum • decennium • generatie • eeuw / hectoannum • millennium / kiloannum • mega-annum • giga-annum |
Gangbaarheid
- Het woord decade staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'decade' herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen. |
Engels
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.