trimester

Nederlands

Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘periode van drie maanden’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
Afkomstig van het Latijnse trimestris, wat weer een samenstelling is met het voorvoegsel tri- (drie) en mestris (maand).

trimester o

- Het was een druk trimester voor de leerlingen met alle examens en toetsen.

eenheden van tijd in het Nederlands (nld)
yoctoseconde • zeptoseconde • attoseconde • femtoseconde • picoseconde • nanoseconde • microseconde • milliseconde • centiseconde • deciseconde • seconde • decaseconde • hectoseconde • kiloseconde • megaseconde • gigaseconde • teraseconde • petaseconde • exaseconde • zettaseconde • yottaseconde
seconde • minuut • kwartier • uur • dag / etmaal / nychthemeron • week • decade • maand / maanmaand • kwartaal / trimester / jaargetijde / seizoen • tertaal • semester • jaar / annum • lustrum • decennium • generatie • eeuw / hectoannum • millennium / kiloannum • mega-annum • giga-annum

1. een periode van drie maanden

Het woord trimester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'trimester' herkend door:

97 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	trimester	trimesters
verkleinwoord	trimestertje	trimestertjes