eeuw
Nederlands
Woordafbreking
- eeuw
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘honderd jaar’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eeuw | eeuwen |
verkleinwoord | eeuwtje | eeuwtjes |
Zelfstandig naamwoord
eeuw v/m [2]
- (tijdrekening), (eenheid) een periode van 100 jaar
- Op 1 januari 2001 begon de 21e eeuw.
- iets wat zeer lang duurt
- Het duurde eeuwen voordat de vrouwen eindelijk klaar waren met het telefoongesprek.
Hyponiemen
- achttiende-eeuws, kwarteeuw, lichteeuw, middeleeuws, negentiende-eeuws, zesde-eeuws, zestiende-eeuws, zeventiende-eeuws
Afgeleide begrippen
eenheden van tijd in het Nederlands (nld) |
---|
yoctoseconde • zeptoseconde • attoseconde • femtoseconde • picoseconde • nanoseconde • microseconde • milliseconde • centiseconde • deciseconde • seconde • decaseconde • hectoseconde • kiloseconde • megaseconde • gigaseconde • teraseconde • petaseconde • exaseconde • zettaseconde • yottaseconde |
seconde • minuut • kwartier • uur • dag / etmaal / nychthemeron • week • decade • maand / maanmaand • kwartaal / trimester / jaargetijde / seizoen • tertaal • semester • jaar / annum • lustrum • decennium • generatie • eeuw / hectoannum • millennium / kiloannum • mega-annum • giga-annum |
Vertalingen
1. een periode van 100 jaar
|
Gangbaarheid
- Het woord eeuw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eeuw' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.