vak
Nederlands
Woordafbreking
- vak
Zelfstandig naamwoord
vak o [3]
- beroep
- ingedeeld stuk, bijv. schap, baanvak, supportersvak
- schoolvak, leervak
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Een oude rot in het vak (zijn)
alles van het vak afweten en alles weten hoe te doen
Vertalingen
2. ingedeeld stuk
3. schoolvak
Gangbaarheid
- Het woord vak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vak' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.