vakkennis
Nederlands
Woordafbreking
- vak·ken·nis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vak zn en kennis zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakkennis | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
vakkennis v [1]
- de specifieke kennis die men nodig heeft voor het uitoefenen van een beroep
- Maandagavond komt zij, gezicht van Fox Sports, achter de decoder vandaan om op RTL 7 de sportquiz ’Matchwinner Pro’ te presenteren. Een vraag die in ieder geval met ’ja’ kan worden beantwoord: heeft Hélène Hendriks (37) de mannen in de voetbalwereld overtuigd met haar vakkennis?[2]
- Mede gezien het recente scherpe debat over de positie van de inmiddels afgetreden minister van Defensie had ik verwacht dat er bij de selectie van de nieuwe ploeg strengere criteria zouden gelden. Daarvan blijkt geen sprake. Kennelijk is bewezen loyaliteit van groter belang dan vakkennis.[3]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord vakkennis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vakkennis' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf BERT DIJKSTRA 28 okt. 2017
- de Telegraaf 27 okt. 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.