vakbekwaam

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vak·be·kwaam
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen vakbekwaamvakbekwamervakbekwaamst
verbogen vakbekwamevakbekwamerevakbekwaamste
partitief vakbekwaamsvakbekwamers-

Bijvoeglijk naamwoord

vakbekwaam [1]

  1. in staat zijn een beroep op een goede manier uit te voeren omdat men voldoende scholing en ervaring heeft opgedaan
    • Met beschermheer Alexander Pechtold als souffleur had fractieleider Paternotte vakbekwaam het kleed onder de arrogant en blasé geworden sociaal-democraten weggetrokken.[2] 
    • Voor dit soort beschuldigingen is ooit het begrip demoniseren bedacht. Als je dit als docent Nederlands niet herkent en verontwaardigd reageert wanneer een leerling in Groenlo die dit wel herkent ermee naar de beschuldigde politicus stapt, ben je dan nog wel kritisch en vakbekwaam genoeg?[3] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • vakbekwaamheid, vakbekwaamheidseis
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vakbekwaam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Auke Kok 15 december 2017
  3. NRC 14 december 2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.