vakbond

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vakĀ·bond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakbond vakbonden
verkleinwoord vakbondje vakbondjes

Zelfstandig naamwoord

vakbond m

  1. een vereniging van werknemers met hetzelfde vak die de belangen van het vak en haar leden wil behartigen
    • Word nu lid van de vakbond! 
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
  • acteursvakbond
  • ambtenarenvakbond
  • bediendevakbond
  • boerenvakbond
  • eenheidsvakbond
  • journalistenvakbond
  • metaalvakbond
  • mijnwerkersvakbond
  • muzikantenvakbond
  • onderwijsvakbond
  • overheidsvakbond
  • pilotenvakbond
  • politievakbond
Afgeleide begrippen
  • vakbondbonze
  • vakbondleider
  • vakbondsactie
  • vakbondsactiviteit
  • vakbondsafgevaardigde
  • vakbondsafvaardiging
  • vakbondsbeleid
  • vakbondsbestuur
  • vakbondsbestuurder
  • vakbondsbonze
  • vakbondscentrale
  • vakbondscongres
  • vakbondsdelegatie
  • vakbondseis
  • vakbondsfederatie
  • vakbondsfront
  • vakbondskringen
  • vakbondsleider
  • vakbondslid
  • vakbondslidmaatschap
  • vakbondslijn
  • vakbondsmacht
  • vakbondsman
  • vakbondsorganisatie
  • vakbondspolitiek
  • vakbondsstrijd
  • vakbondstop
  • vakbondstraditie
  • vakbondsvergadering
  • vakbondsverleden
  • vakbondsvertegenwoordiger
  • vakbondsvleugel
  • vakbondsvoorman
  • vakbondsvrijheid
  • vakbondsvrouw
  • vakbondswereld
  • vakbondswerk
  • vakbondswinkel
  • vakbondswoordvoerder
  • vakbondszaak
  • vakbondszijde
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vakbond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.