vakvrouw
Nederlands
![](../I/m/Flowers_and_art_in_Spijkenisse.jpg)
vakvrouw schikt bloemen
Woordafbreking
- vak·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vak en vrouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakvrouw | vakvrouwen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
vakvrouw v [1]
- een vrouw die een vak beheersten ook beoefent
- Maar Patchett [schrijfster] is zo’n vakvrouw dat ze zelfs het dreigement van een geladen vuurwapen in een kinderhand kan inlossen op een manier die je niet verwacht en die toch bevredigend is. Op een manier die laat zien dat in het echte leven de dingen meestal niet duidelijk goed of slecht aflopen. Ze gebeuren gewoon, en dan moet je daarna maar zien wat je ervan vindt. [2]
Gangbaarheid
- Het woord vakvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vakvrouw' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.