stam
Nederlands
Woordafbreking
- stam
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘deel van boom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stam | stammen |
verkleinwoord | stammetje | stammetjes |
Zelfstandig naamwoord
stam m
- (biologie) een stengel, de dikke houtige stam van een plant
- (biologie) een boomstam, het deel van de boom tussen de wortels en de kruin
- (genealogie) geslacht, familielijn
- (antropologie) een volksstam, een samenlevingsvorm bestaande uit groep meer en minder verwante mensen, die meestal minder technologisch gevorderd is
- (biologie) een grote ader die in kleinere aderen vertakt
- (biologie) een taxon dat bestaat uit een of meer klassen en dat deel uitmaakt van een rijk
- (taalkunde) een onvervoegde of onverbogen woordvorm
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
|
|
4. (antropologie) een samenlevingsvorm bestaande uit groep meer en minder verwante mensen, die meestal minder technologisch gevorderd is
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stammen |
stam
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stammen
- Ik stam.
- gebiedende wijs van stammen
- Stam!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stammen
- Stam je?
Gangbaarheid
- Het woord stam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stam' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / stɑm /
Woordafbreking
- stam
Woordherkomst en -opbouw
- Bijvoeglijk naamwoord: Afkomstig van het Oudnoorse bijvoeglijke naamwoord stamr
- Zelfstandig naamwoord: Herkomst onbekend, misschien afkomstig van het Noorse zelfstandige naamwoord stamme
Naar frequentie | > 50000 |
---|
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | stam | stammere | stammest |
o enkelvoud | stamt | |||
meervoud | stamme | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
stamme | stamme | stammere |
Werkwoord
stam
- gebiedende wijs van stamme
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | stam | stammen | stammer | stammene |
genitief | stams | stammens | stammers | stammenes |
Zelfstandig naamwoord
stam m
- (dierkunde), (vissen) Squalius cephalus
(ook: Leuciscus cephalus ), kopvoorn, kopvoren
Synoniemen
- breinakke
- raufjæring
- årbuk
Nynorsk
Woordafbreking
- stam
Woordherkomst en -opbouw
- Bijvoeglijk naamwoord: Afkomstig van het Oudnoorse bijvoeglijke naamwoord stamr
- Zelfstandig naamwoord: Herkomst onbekend, misschien afkomstig van het Nynorske zelfstandige naamwoord stamme
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | stam | stammare | stammast |
o enkelvoud | stamt | |||
meervoud | stamme | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
stamme | stamme | stammare |
Schrijfwijzen
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | stam | stammen | stammar | stammane |
Zelfstandig naamwoord
stam m
- (dierkunde), (vissen) Squalius cephalus
(ook: Leuciscus cephalus ), kopvoorn, kopvoren
Synoniemen
- breinakke
- raufjæring
- årbuk
Zweeds
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | stam | stammen | stammar | stammarna |
genitief | stams | stammens | stammars | stammarnas |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.