stammen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stam·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stammen
stamde
gestamd
zwak -d volledig

Werkwoord

stammen [2]

  1. Afkomstig zijn (van of uit)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

stammen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stam

Gangbaarheid

  • Het woord stammen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Deens

Woordafbreking
  • stam·men

Zelfstandig naamwoord

stammen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van stamme

Noors

Woordafbreking
  • stam·men
Naar frequentie 7537

Zelfstandig naamwoord

stammen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van stam

Zelfstandig naamwoord

stammen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van stamme

Nynorsk

Woordafbreking
  • stam·men

Zelfstandig naamwoord

stammen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van stam

Zelfstandig naamwoord

stammen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van stamme
Schrijfwijzen

Zweeds

Woordafbreking
  • stam·men

Zelfstandig naamwoord

stammen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van stam
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.