stengel

Gevleugelde stengel van Lathyrus

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sten·gel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘deel van een plant’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stengel stengels
verkleinwoord stengeltje stengeltjes

Zelfstandig naamwoord

stengel m

  1. (plantkunde) langgerekt en stevig orgaan van een vaatplant dat water en voedingstoffen vervoert
    • De stengel kan rond, hoekig en geribd, gevleugeld, glad, hol of gevuld zijn. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • stengelbengel, stengelknol, stengelknoop, stengelrank, stengelsla, stengelui, stengelvezel
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stengel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.