penis

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·nis
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘mannelijk lid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1595 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord penis penissen
verkleinwoord penisje penisjes

Zelfstandig naamwoord

penis m

  1. (anatomie) (seksualiteit) het mannelijk geslachtsdeel
    • In een woordenboek trekt het woord penis altijd grote aandacht van allerlei pubertjes. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Overerving en ontlening
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord penis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Zelfstandig naamwoord

penis

  1. penis


Indonesisch

Woordafbreking
  • pe·nis
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

penis

  1. (anatomie) penis
Synoniemen


Latijn

Zelfstandig naamwoord

penis

  1. penis
  2. (preklassiek) staart
Verbuiging
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.