penisnijd
Nederlands
Woordafbreking
- pe·nis·nijd
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘afgunst bij de vrouw wegens het ontbreken van een penis’ voor het eerst aangetroffen in 1965 [1]
- samenstelling van penis en nijd [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | penisnijd | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
penisnijd m
- (psychologie) de door Freud veronderstelde, onbewuste afgunst bij de vrouw wegens het gemis van een penis
Gangbaarheid
- Het woord penisnijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'penisnijd' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.