fluit
Nederlands
Woordafbreking
- fluit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘blaasinstrument’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fluit | fluiten |
verkleinwoord | fluitje | fluitjes |
Zelfstandig naamwoord
fluit v/m
- (muziekinstrument) een blaasinstrument
- een op luchtstroom werkend signaalinstrument
- (scheepvaart) een zeventiende en achtiende eeuws, zeegaand vrachtschip met drie masten
- een wijn/champagneglas met voet, het antieke model (17e eeuw) is erg lang en taps toelopend, het moderne is korter en boller, maar nog wel vrij slank
Synoniemen
- [3] fluitschip
Hyperoniemen
- [1] aerofoon, muziekinstrument
- [2] signaalinstrument
- [3] schip
- [4] drinkglas
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- fluitje van een cent (iets dat heel makkelijk is)
Vertalingen
1. een muziekinstrument
2. een signaalinstrument
Gangbaarheid
- Het woord fluit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fluit' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.