staart
Nederlands
Woordafbreking
- staart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | staart | staarten |
verkleinwoord | staartje | staartjes |
Zelfstandig naamwoord
staart m
- (zoötomie) een verlengstuk van de ruggengraat bij sommige dieren
- het achterste stuk van een vliegtuig of een auto
- een bundel lang haar
- Zij draagt haar haar in een staart.
- Bijnaam voor een jongen die zijn haar in een staart draagt
- Kunnen die staarten van hiernaast de muziek niet wat zachter zetten.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Het venijn zit hem in de staart.
het meest erge komt op het einde
Vertalingen
1. een verlengstuk van de ruggengraat bij sommige dieren
2. het achterste stuk van een vliegtuig of een auto
Werkwoord
vervoeging van |
---|
staren |
staart
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van staren
- Jij staart.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van staren
- Hij staart.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van staren
- Staart!
Gangbaarheid
- Het woord staart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'staart' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.