leuter
Nederlands
Woordafbreking
- leu·ter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leuter | leuters |
verkleinwoord | leutertje | leutertjes |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
leuteren |
leuter
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leuteren
- Ik leuter.
- gebiedende wijs van leuteren
- Leuter!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leuteren
- Leuter je?
Gangbaarheid
- Het woord leuter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'leuter' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.