fallus
Nederlands
Woordafbreking
- fal·lus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘mannelijk lid in erectie’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fallus | fallussen |
verkleinwoord | fallusje | fallusjes |
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord fallus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fallus' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.