noot
Nederlands
Woordafbreking
- noot
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘muzieknoot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
- In de betekenis van ‘vrucht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aantekening’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | noot | noten |
verkleinwoord | nootje | nootjes |
Zelfstandig naamwoord
noot v/m
- (plantkunde) (voeding) een harde boomvrucht
- Beuken en hazelaars brengen noten voort.
- (muziek) een schriftteken voor een geluid van zekere tijdsduur en toonhoogte, een muzieknoot
- In maat twintig verslikte de zangeres zich in al die snelle nootjes.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Een harde noot kraken
dingen bespreken die moeilijk liggen ofwel: een moeilijk karwei doen
Vertalingen
1. (plantkunde) een harde boomvrucht
2. (muziek) een geluid van zekere tijdsduur
Gangbaarheid
- Het woord noot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'noot' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.