notenhout

Nederlands

kast met fineer van notenhout
Uitspraak
Woordafbreking
  • no·ten·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord notenhout
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

notenhout o [1]

  1. hout van de notenboom
    • Bij de advocaten worden we begroet met sculpturale objecten van Joris Laarman: tangramachtig, notenhout. Je kunt erop rusten of, als je functie receptionist is, tegenaan leunen.[2] 
    • Wie Nooij steunt voor een donatie vanaf 180 euro krijgt van hem een eigen gemaakt kistje van ebben- of notenhout of esdoorn om bijvoorbeeld sieraden in op te bergen.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord notenhout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.