notendop

Notendop van een walnoot

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • no·ten·dop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord notendop notendoppen
verkleinwoord notendopje notendopjes

Zelfstandig naamwoord

notendop m

  1. beknopt
    • Hij vertelde in een notendop wat er de afgelopen 30 jaar was gebeurd.  
  1. klein schip
    • Hij ging met een notendopje op zee varen.  
  1. schil van een noot
    • Met een notenkraker haal je de notendop van de noot zelf af.  

Gangbaarheid

  • Het woord notendop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.