kokosnoot
Nederlands
Woordafbreking
- ko·kos·noot
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vrucht van de kokospalm’ voor het eerst aangetroffen in 1602 [1]
- samenstelling van kokos en noot [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kokosnoot | kokosnoten |
verkleinwoord | kokosnootje | kokosnootjes |
Zelfstandig naamwoord
kokosnoot v/m
- (plantkunde) een holle vrucht van de kokospalm met wit vruchtvlees en een vezelige bast
- Op Hawaï staan veel bomen met kokosnoten erin.
Verwante begrippen
- kokos, kokosboom, kokosbrood, kokosgaren, kokoskoek, kokosmakron, kokosmat, kokosmelk, kokosnotenboom, kokosolie, kokospalm, kokossuiker, kokosvlees
Vertalingen
1. een holle vrucht van de kokospalm met wit vruchtvlees en een vezelige bast
Gangbaarheid
- Het woord kokosnoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kokosnoot' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.