donderdag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  donderdag    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɔndərˌdɑx/
Woordafbreking
  • don·der·dag
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vijfde dag van de week’ voor het eerst aangetroffen in 1257 [1]
  • Het eerste lid verwijst naar de Germaanse god Donar, ook bekend als Thor. De naam van de dag is bedoeld als equivalent van het Latijnse dies Iovis (dag van Jupiter).
enkelvoud meervoud
naamwoord donderdag donderdagen
verkleinwoord donderdagje donderdagjes

Zelfstandig naamwoord

donderdag m

  1. (tijdrekening), (dag) een dag van de week die na woensdag en voor vrijdag komt
    • Op donderdag gaan we altijd naar onze tante. 
Schrijfwijzen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord donderdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Achterhoeks

enkelvoud meervoud
naamwoord donderdag donderdagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

donderdag

  1. (tijdrekening)(dag) donderdag; een dag van de week die na woensdag en voor vrijdag komt


Nedersaksisch

enkelvoud meervoud
naamwoord donderdag donderdagen / donderdaege
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

donderdag

  1. (tijdrekening)(dag) donderdag; een dag van de week die na woensdag en voor vrijdag komt
Schrijfwijzen
  • Dōenerschtag
  • dönderdag
  • Donnerdag
  • Dönnerdag
  • Donnersdag
  • Dunderdagg
  • Dundersdag
  • Dūnersdag
  • dunnerdag
  • Dunnerdag
  • Dünnerdag
  • Dunnersdag
  • Dünnersdag
  • Dunnertag

Meer informatie

Meer informatie


Surinaams

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

donderdag

  1. donderdag


Dagen in het Surinaams
munde
maandag
tudewroko, dinsdag
dinsdag
dridewroko, woensdag
woensdag
fodewroko, donderdag
donderdag
freida
vrijdag
satra, sabat, sabatdei
zaterdag
sonde
zondag


Stellingwerfs

Zelfstandig naamwoord

donderdag

  1. (tijdrekening)(dag) donderdag; een dag van de week die na woensdag en voor vrijdag komt
Verwante begrippen

Meer informatie


Twents

Zelfstandig naamwoord

donderdag

  1. (tijdrekening)(dag) donderdag; een dag van de week die na woensdag en voor vrijdag komt
Schrijfwijzen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.