weekdag

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • week·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weekdag weekdagen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

weekdag m

  1. (tijdrekening) een doordeweekse dag en kan betreffen maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag
    • Op een weekdag moet ik werken. 
Antoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord weekdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.