dinsdag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dinsdag    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɪnzdɑx/
Woordafbreking
  • dins·dag
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘derde dag van de week’ voor het eerst aangetroffen in 1269 [1]
  • Van Middelnederlands dinsendach, dinxdach, dinxendag
  • Het eerste lid is afgeleid van de naam van de Germaanse oorlogsgod Tiwaz. De naam van de dag is ontleend aan de Latijnse naam dies Martis (de dag van Mars = de Romeinse oorlogsgod).
enkelvoud meervoud
naamwoord dinsdag dinsdagen
verkleinwoord dinsdagje dinsdagjes

Zelfstandig naamwoord

dinsdag m

  1. (tijdrekening), (dag) een dag van de week die na maandag en voor woensdag komt
    • Op dinsdag zal er een volle maan zijn. 
Schrijfwijzen
Hyponiemen
  • Carnavalsdinsdag, Dolle Dinsdag
Afgeleide begrippen
  • dinsdageditie, dinsdagkrant, dinsdagmarkt, dinsdags
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord dinsdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

dinsdag

  1. (tijdrekening)(dag) dinsdag; een dag van de week die na maandag en voor woensdag komt


Gronings

Zelfstandig naamwoord

dinsdag

  1. (tijdrekening)(dag) dinsdag; een dag van de week die na maandag en voor woensdag komt
Schrijfwijzen


Nedersaksisch

enkelvoud meervoud
naamwoord dinsdag dinsdagen / dinsdaege
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dinsdag

  1. (tijdrekening)(dag) dinsdag; een dag van de week die na maandag en voor woensdag komt
Schrijfwijzen

Meer informatie

Meer informatie


Stellingwerfs

Zelfstandig naamwoord

dinsdag

  1. (tijdrekening)(dag) dinsdag; een dag van de week die na maandag en voor woensdag komt
Schrijfwijzen
Verwante begrippen


Surinaams

Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Nederlandse dinsdag.

Zelfstandig naamwoord

dinsdag

  1. dinsdag


Dagen in het Surinaams
munde
maandag
tudewroko, dinsdag
dinsdag
dridewroko, woensdag
woensdag
fodewroko, donderdag
donderdag
freida
vrijdag
satra, sabat, sabatdei
zaterdag
sonde
zondag


Twents

Zelfstandig naamwoord

dinsdag

  1. (tijdrekening)(dag) dinsdag; een dag van de week die na maandag en voor woensdag komt
Schrijfwijzen


Veluws

Zelfstandig naamwoord

dinsdag

  1. (tijdrekening)(dag) dinsdag; een dag van de week die na maandag en voor woensdag komt
Schrijfwijzen

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.