cis
Nederlands
Woordafbreking
- cis
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘met een halve toon verhoogde c’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1832 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cis | cissen |
verkleinwoord | cisje | cisjes |
Zelfstandig naamwoord
cis v/m
- (muziek) een met een halve toon verhoogde toon "c"
- De toon “cis” klinkt in de getempereerde stemming, gelijk aan de toon “des”.
- (muziek) de grondtoon (tonica) van de “cis-mineurtoonladder”, tevens een korte aanduiding van die toonladder
- Op de notenbalk van een sonate in cis, staan vier kruisen als voortekens.
- (muziek) de grondtoon van het “cis-mineurakkoord”, de kleine drieklank op de eerste trap (tonica-akkoord) van de kleinetertstoonladder op die toon
- De drie tonen van het cis-mineurakkoord (symbool: C#m) in grondligging, zijn: cis - e - gis.
Vertalingen
2. cis-kleinetertstoonladder
3. cis-mineurgrondakkoord
stellend | |
---|---|
onverbogen | cis |
verbogen | (alleen predicaat) |
Bijvoeglijk naamwoord
cis
- (scheikunde) niet aan gene, maar aan deze zijde van een dubbele binding of centraal atoom
- In natuurlijke onverzadigde vetzuren zijn alle dubbele bindingen cis.
Gangbaarheid
- Het woord cis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'cis' herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen. |
Duits
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- cis
Zelfstandig naamwoord
cis o
- (muziek) de toon ”cis”
- (muziek) cis: korte aanduiding van de toonaard “cis-mineur”
- «Eine Sonate in cis.»
- Een sonate in cis kleine terts.
- «Eine Sonate in cis.»
Afgeleide begrippen
- [2] cis-Moll, cis-Moll-Tonleiter
Latijn
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.