buiten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: buiten (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈbœʏ̯tə(n)/, /ˈbʌʏ̯tə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈbœːtə(n)/
Woordafbreking
- bui·ten
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bijwoord van plaats’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1]
|
|
Voorzetsel
buiten
- niet ingesloten in het genoemde
- Hij woont buiten de stad.
- Wij eten vaak buiten in de tuin.
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | buiten | |
persoonlijk | erbuiten | |
aanwijz. | nabij | hierbuiten |
veraf | daarbuiten | |
vragend/betrekk. | waarbuiten |
Bijwoord
buiten
- 1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord:
- buitensluiten: Hij sloot de kat buiten.
- 2. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord:
- Hij staat er al jaren buiten.
- Iets van buiten leren: iets zo goed leren dat je het je herinnert
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Gangbaarheid
- Het woord buiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'buiten' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.