buitenmens
Nederlands
Woordafbreking
- bui·ten·mens
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van buiten en mens
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buitenmens | buitenmensen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
buitenmens o [1]
- iemand die buiten de stad woont
- “Ik heb vroeger jarenlang als gids gewerkt en de hele wereld gezien. In 1990 besloot ik terug te keren naar mijn wortels, ik kon een stuk land van mijn vader overnemen op 25 meter afstand van de plek waar ik geboren ben, in Ter Aar. Omdat ik echt een buitenmens ben, ging ik bloemen verbouwen en zette daarnaast een simpele camping op. Die bloemen bleken toch niet helemaal mijn ding, dus na tien jaar verwisselde ik ze voor een wijngaard. Inmiddels produceer ik zo’n 1.500 flessen wijn per jaar en is de simpele camping uitgegroeid tot een degelijke kampeerplek inclusief trekkershutten. [2]
Gangbaarheid
- Het woord buitenmens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'buitenmens' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.