buitenhuis
Nederlands
Woordafbreking
- bui·ten·huis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van buiten en huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buitenhuis | buitenhuizen |
verkleinwoord | buitenhuisje | buitenhuisjes |
Zelfstandig naamwoord
buitenhuis o
- een huis buiten de stad, meestal als tweede huis voor een welvarende stadsbewoner
- Langs de Hollandse Vecht staan prachtige 17de-eeuwse buitenhuizen.
Vertalingen
1. een tweede woning in een landelijke of natuurrijke omgeving
Gangbaarheid
- Het woord buitenhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'buitenhuis' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.