bevel
Nederlands
Woordafbreking
- beĀ·vel
Zelfstandig naamwoord
bevel o
Hyponiemen
- arrestatiebevel, dienstbevel, dwangbevel, huiszoekingsbevel, noodbevel, ontruimingsbevel, opperbevel, tegenbevel, uitwijzingsbevel, uitzettingsbevel
Afgeleide begrippen
- bevelhebbend, bevelhebber, bevelschrift, bevelvoerder, bevelvoerend, bevelvoering
Vertalingen
1. verplicht uit te voeren opdracht zonder enige tegenspraak.
Gangbaarheid
- Het woord bevel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bevel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.