bevelhebber

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vel·heb·ber
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘commandant’ voor het eerst aangetroffen in 1532 [1]
  • Samenstellende afleiding van bevel en de stam van hebben met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord bevelhebber bevelhebbers
verkleinwoord bevelhebbertje bevelhebbertjes

Zelfstandig naamwoord

bevelhebber m

  1. (militair) iemand die het commando heeft over een leger of vloot
    • De bevelhebber droeg de manschappen op zich terug te trekken. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bevelhebber staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.