uiten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uiten    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈœʏ̯tə(n)/, /ˈʌʏ̯tə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈœːtə(n)/
Woordafbreking
  • ui·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van uit.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uiten
uitte
geuit
zwak -t volledig

Werkwoord

uiten

  1. wederkerend zich ~: uiting geven aan gevoelens
    • Hij had vaak moeite zich te uiten. 
  1. overgankelijk zeggen
    • Hij uitte een schreeuw. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.