order

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • or·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bevel’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord order orders
verkleinwoord ordertje ordertjes

Zelfstandig naamwoord

order v/m/o

  1. een verzoek om diensten of goederen te leveren
    • Hij had een order geplaatst voor een nieuwe wasmachine. 
  1. verplicht uit te voeren opdracht zonder enige tegenspraak
    • Hij kreeg orders van zijn baas om de zaak verder met rust te laten. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Tot nader order
tot een later bevel (oftewel 'voorlopig')
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord order staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
  • Geluid:  order (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (RP): / ˈɔːdə /
    • (GenAm): /ˈɔɹdɚ/
Woordafbreking
  • or·der
Naar frequentie 644
enkelvoud meervoud
order orders

Zelfstandig naamwoord

order

  1. volgorde
  2. orde
  3. bevel, order
  4. bestelling, order
vervoeging
onbepaalde wijs to order
he/she/it orders
verleden tijd ordered
voltooid
deelwoord
ordered
onvoltooid
deelwoord
ordering
gebiedende wijs order

Werkwoord

order

  1. overgankelijk bestellen
  2. overgankelijk bevelen
Afgeleide begrippen
  • oderable
  • oderer
  • oderless


Zweeds

Uitspraak
Woordafbreking
  • or·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de Zweedse zelfstandige naamwoorden morgon en bön
Naar frequentie 644
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   order     ordern     order     orderna  
genitief   orders     orderns     orders     ordernas  

Zelfstandig naamwoord

order, g

  1. bestelling, order
  2. bevel
  3. (militair) bevel
Synoniemen
  • [1-2]: befallning
  • [3]: beställning
Synoniemen
  • [1]: kontraorder
  • [1]: köporder
  • [1]: kundorder
  • [1]: orderbok
  • [1]: postorder
  • [1]: stororder
  • [2]: arresteringsorder
  • [2]: förhållningsorder
  • [2]: häktningsorder
  • [2]: kabinettsorder
  • [2]: ordervägran
  • [2]: säljorder
  • [2]: skyddsorder
  • [2]: stallorder
  • [3]: dagorder
  • [3]: ordergivning

Zelfstandig naamwoord

order

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van order
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.